GAMBIA PART 5: de aftermovies

Zoals beloofd vandaag een paar videootjes van ons Gambiaanse avontuur vorige week.

1. Het bezoekje aan de nagel,- wenkbrauw en tattooshop duurde uiteindelijk ruim anderhalf uur:         The Tattooshop

2. Ons prachtige hotel in Basse voor 6 euro per nacht : Jem Hotel Basse

3. Op bezoek bij de familie van Ibrahim (3) Garay Ceesay: Familie Garay Ceesay

4. Marion (in het wit) verlaat met Hadja voor de laatste keer Hadja’s lemen hutje bij haar ouders : Afscheidsceremonie Hadja

5. De officiële ceremonie voor de mannen op vrijdagmorgen: Only for Men

6. Langzaam stroomt de compound vol met dames en kids: Het wordt lekker druk

7. Met megafoon liedjes zingen en geld voor de bruid ophalen: Laat je horen!

8. Marion wordt langzaamaan gek van de verkleedpartijen en fotoshoots in het piepkleine kamertje: Drukte in het hutje

9. De markt van Damphe Kunda (op het laatste shot links op de tafel de verse vis van de dag…) : Markt van Damphe Kunda

10. Op de weg terug naar de hoofdstad vaker gezien: na een aanrijding de wielen rechtzetten en : Met de (scheve) vlam in de pijp

Tot zover ons avontuur in Gambia. De mooiste herinnering? Met heel weinig middelen een fantastisch en vrolijk feest maken. Wat voelden wij ons welkom!

 

GAMBIA PART 4: de Ceremonie (vrijdag-zaterdag)

VRIJDAG

Om 07.00 uur, na amper 5 uur slaap, ging in ons hotelletje onbarmhartig de wekker. De laatste en officiële dag van de ceremonie begon vroeg. Door alle inkopen en onverwachtige giften waren we door de Dalasi’s heen en ging ik in het ochtendgloren naar de enige geldautomaat van Basse. Vijf bankpasjes verder had ik pas in de gaten dat er niet meer dan 20 briefjes van 100 uit de automaat kwamen. Daar zou je in Nederland prima mee wegkomen, maar het leverde dus maar een opname van € 40,= op, achteraf ruim voldoende voor 2 dagen.

Het hobbelpad vanaf Basse werd door Ibrahim met steeds meer handigheid genomen, dus ongeschonden reden we tegen 08.00 uur de compound binnen. Eerst moest ik lopend met Ibrahim naar de ouders van Hadja om daar met een kort ritueel de goede aankomst van Hadja in huize Ibrahim te bevestigen. Iedereen viel ons in de armen en onder luid gezang liepen we terug, waarbij Ibrahim’s nervositeit opviel voor het volgende onderdeel.

Onder de ‘partytent’ hadden alle mannen van het dorp zich verzameld op uitgespreide kleden om de formele Islamitische huwelijksvoltrekking te doen. Zonder Hadja. Die bleef tot vroeg in de avond uit beeld, binnen. Om de circa 40 mannen stonden alle vrouwen en kinderen toe te kijken. Ik werd door de Iman gevraagd ook op het kleed naast hem plaats te nemen, wat Ibrahim zichtbaar opluchtte. Het volgende half uur werden er lange Koran-verzen voorgelezen en uiteindelijk gingen de zeven wijze mannen om de beurt Ibrahim een rijk huwelijksleven toewensen en mij (ons) te bedanken voor de eer om naar Gambia te komen om aanwezig te zijn. Instemmig gemompel volgde….

Dit was het moment dat ik door de dorpoudste werd gevraagd om te gaan staan en het kado te overhandigen aan Ibrahim en te speechen. Ik had vooraf met  Ibrahim overlegd om de envelop niet open te maken, omdat er jaloezie zou ontstaan als iedereen kon zien wat het huwelijkskado van Nederlandse vrienden en familie zou zijn. Het was nl. het Gambiaanse equivalent van twee jaarsalarissen… Maar ze konden wel raden dat het meer was dan 100 Dalasi en dus werden we allemaal middels bloemrijke volzinnen bedankt. Ibrahim vertaalde wat hij kon, maar alleen de woorden Faran (mijn naam), Maryama (Marion’s Islamitische naam) en Olanda klinken in het Madinka’s herkenbaar.

Na ruim een uur was het voorbij en verdwenen de mannen om de hele dag niet meer terug te komen. Langzaam stroomde Ibrahim’s terrein vol met vrouwelijke familie en kinderen die van heinde en verre waren gekomen en op hun paasbest paradeerden. Het gezang, gelach en geschreeuw steeg tot orkaanhoogte op het moment dat tegen 18.00 uur meer dan 300 familieleden aanwezig waren. Hadja had gezelschap gekregen van Marion en werkelijk urenlang was het in het piepkleine, snikhete kamertje een komen en gaan van zingende dames. Ik mocht als enige man naar binnen om Marion regelmatig van water te voorzien en werd dan luid bejubeld en vooral aangeraakt en op de foto gezet.

Drie keer moest Maryama zich omkleden en drie keer kwamen dan alle vrouwen naar binnen om foto’s met haar te maken. Het was een beetje sneu voor Hadja, want mijn Maryama was met haar prachtige kleding en mooie henna-tatoeages het onbetwiste middelpunt geworden. Gelukkig bleek het juist een grote eer te zijn voor Hadja dat ze zo’n bijzondere getuige had. Onze personal assistente Feroq legde mij uit dat dit Hadja’s status zou bepalen. Haar bruiloft zou nog jaren hét gesprek van de weide omgeving blijven..

Lees verder

GAMBIA PART 3: de Ceremonie (woensdag-donderdag)

WOENSDAG

Precies om 6.30 uur stond Ibrahim aan de poort van het hotel te rammelen. Hij was ongebruikelijk op tijd! De oude Mercedes (zonder airco of ventilator..) werd volgestouwd met 5 volwassenen, 1 kind en eindeloos veel bagage. Bij elke hobbel of drempel schuurde het chassis over de weg. Het eerste uur was het nog donker en levensgevaarlijk. Een combinatie van plots overstekende ezels, vrachtwagens zonder licht, onverwachte politieposten en een chauffeur die zijn onervarenheid combineerde met behoorlijke nachtblindheid. 

Elke 10 kilometer werd het lichter, maar ook verlatener, heter, dorder en troostelozer. We reden door dorpjes gehuld in rooksluiers van de ochtendvuurtjes, waar Ibrahim met 100 km per uur doorheen sjeesde. Hij toeterde en vloekte naar elke geit, schaap, ezel, kind, voetganger of fietser die te dicht bij de weg kwam. Waarom hij dan niet de toegestane 60 km reed? Puh, dat doet niemand… In totaal hebben we een stuk of 30 wegafzettingen gehad van politie, douane en het leger. Hier en daar werd er ongegeneerd door de Hermandad om een fooitje gevraagd. Tien Dalasi (twintig cent) deed dan wonderen. Even vaak wilde ze met die Batanga (Blanken) hun Engels oefenen. Hilarisch!

Tegen 14.00 uur en na 375 km. kwamen we aan in Basse, de tweede stad van Gambia. Abrupt hield het asfalt op. Het hele stadje is één rode stofwolk en daarmee ook alles wat je aan hebt of vast pakt. Als je een pak koekjes uit een schap haalt, zit er rood stof op. Er werden wat boodschappen gedaan en Ibrahim stelde ons trots overal voor. Een uurtje later reden we over een stoffig hobbelpad de laatste 8 km naar Damphe Kunda, onze feestbestemming. Stomverbaasd keken we elkaar aan, want we reden rechtstreeks de Middeleeuwen in. Overal loslopend vee, op braakliggende veldjes het afval (vooral plastic) tot kniehoog en daartussen loslopende ossen, ezels, geiten en schapen. Karren met ezels ervoor waren samen met de fiets het enige vervoermiddel, behalve de paar auto’s van de Europese geslaagde jongens.

De eerste stop was het huis van de aanstaande bruid Hadja. Rondom een rommelige binnenplaats lagen her en der wat barakken en een paar lemen hutten. Uit alle hoeken en gaten kwamen volwassenen en vooral kinderen aangestormd. De meeste kinderen gaven snel een hand, ondertussen met de andere aan onze huid voelend. De allerjongsten doken krijsend weg in de rokken van de hard lachende mama’s, bang voor die witte reuzen. Bij het eerste ritueel heetten de oudste mannen ons welkom en mochten de ouders van de bruid uitgebreid vertellen hoe trots ze waren dat wij de bruiloft van hun dochter hadden uitgekozen om te komen. De kop was eraf.

Bij het huis van Ibrahim aangekomen, verdubbelde de ontvangst-gekte zich. We raakten de tel kwijt hoeveel (half) broers en zussen en tantes en opa’s er waren. En weer bezochten we identieke compounds (ommuurde groep huizen met een binnenplaats, buitenkeuken, loslopend vee en rommel) met nog meer familie en vrienden. Ik herkende er ook een paar Spaanse Gambianen die de winter thuis doorbrengen om in het voorjaar weer terug te gaan. Wat er nog in het dorp rondloopt van mannen tussen de 20 en 45 is ziek, zwak of misselijk. Alleen de sterken zijn ‘geslaagd’ in Europa. De helft heeft de reis niet overleefd.

.

Tegen 18.00 uur bracht Ibrahim Hadja naar haar ouders en ons naar het hotel in Basse, omdat slapen in zijn dorp geen optie was: geen toilet, douche of afsluitbare kamer. We waren zo’n attractie dat kinderen de hele nacht door het open gat in de muur naar binnen zouden blijven gluren. Het Jem Hotel had zijn gloriedagen al lang achter de rug, de foto van de badkamer zegt wel genoeg denk ik (Ik zal binnenkort wat videootjes uploaden om dat te onderstrepen.) We aten nog snel een hele kip in een pikdonker restaurant voor € 5,50 en doken snel en doodop in het twijffelaartje.

De kakafonie van geluiden zorgde ervoor dat ik pas tegen middernacht wegdommelde, maar om 2 uur alweer wakker schrok door bijtende pijntjes op mijn borst. Een kolonie mieren had een ingang gevonden in mijn reisslaaphoes van speciaal katoen. Ik kneep er een paar dood, maar voelde dat er tientallen nog bezig waren een gaatje te vinden in mijn sappige vlees. Uit ellende ben ik op de Ipad bij de ‘receptie’ naar een cult-documentaire van Sunderland FC gaan kijken, waar de vlooien mijn voeten aanvielen en een tapijt van rode bultjes achterliet. Met broek, sokken en lang shirt deed ik om 4 uur een beter geslaagde poging om nog wat te slapen.

DONDERDAG

Het ochtendprogramma bestond uit een uitgebreide inkoopronde van etenswaren. Ook Frank Dos, Ibrahim’s zoon was erbij en dat maakte het voor ons speciaal en voor hem handig, want het leverde hem nieuwe kleren en schoenen op. Met de wagen volgeladen gingen we terug naar het dorp, zodat het leger van +/- 20 kokkinnen verder kon met de doorlopende maaltijden voor een man of twee honderd. Ze gebruikten daarvoor grote houtgestookte kookketels, zoals je ze ziet in strips over kannibalen. Drie dagen kwamen de meest vreemde gerechten uit de keuken, waarvan we er een paar echt niet aandurfden. Iedereen eet met de handen uit de grote schalen, maar wij kregen een soort plastic pollepel van de Action als hulpmiddel.

 

De late middag mochten we, na weer wat bezoekjes, even uitrusten bij onze lieve en hartelijke personal assistant Feroq. Op haar schuimrubber matrasje met schoon laken vielen we als een blok twee uur lang op de grond in slaap. Na weer een schaal eten, vertrokken we om 19.00 uur lopend in colonne zonder Ibrahim voor het avond-ritueel naar het huis van Hadja. Zij zou die nacht voorgoed niet meer thuisfluiten, want haar familie moet afstand doen en heeft er niets meer over te zeggen.. 

Op de binnenplaats was het weer een gekkenhuis, want voor haar familie was dit het belangrijkste onderdeel; het afscheid nemen van de bruid. In een klein lemen hutje met een diameter van krap 4 meter stonden twee krakkemikkerige metalen bedden. Op de ene zaten de vier oudste dames van de familie, op de andere lag Hadja intens te snikken. Als enige man tussen 35 vrouwen mocht ik meeluisteren naar de eeuwenoude zangpartijen en rituelen. Het hutje barstte uit zijn voegen. Marion werd een centraal onderdeel van de ceremonie, want zij mocht als enige Hajda troostten. 

Na een uur werden Hajda en Marion helemaal in het wit gekleed en gesluierd, onder begeleiding van ernstig klinkende verzen van Moeder Overste. Ringen werden aangedaan, pollepels aangegeven (teken van getrouwd zijn, worden aan het plafond van de slaapkamer opgehangen) en de dames namen een centrale plek in op de binnenplaats. Ze werden daar bijna onder de voet gelopen door een foto’s-schietende en geld toewerpende menigte. Marion was met haar prachtige getatoueerde hand en voeten een kermisattractie zonder weerga. Ze was toen al de meest gefotografeerde dame van Oost-Gambia.

Ineens kwam de meute in beweging om de bruid af te gaan leveren bij Huize Ceesay. Maar eerst moest er gestopt worden op het Wijze Mannen Plein, waar Hajda en Marion in geknielde houding en onzichtbaar plaatsnamen. Ik werd uitgenodigd om op het mannen-tapijt plaats te nemen, een hele eer als niet-Moslim. Zeven mannen lazen ellenlange Koran-verzen voor, de andere mannen instemmend meemompelend. Om het tapijt stond het vol vrouwen en kinderen, die te rumoerig waren voor de vromen en dus werd er af en toe een corrigerende blik geworpen, wat buitengewoon goed werkte. Voor 3 minuten…

De optocht ging verder en tegen midnacht kwamen we de poort van Ibrahim’s compound binnen. Daar zag  het zwart en gekleurd van mensen. Zonder een blik op haar echtgenoot te mogen werpen, liepen bruid Hadja en getuige Marion door naar de slaapkamer, waar de laatste rituelen van de dag werden afgehandeld. In die kamer moest Hadja de volgende 24 uur blijven, nog zonder Ibrahim. Dat kwam goed uit, want hij bracht ons om 1.30 uur naar onze royal suite in Jem Hotel. In de wetenschap dat we alweer om 7.30 uur opgehaald zouden worden voor de ochtendrituelen van vrijdag vielen we kapot in slaap. Geen mier meer gevoeld.

Dat was donderdag en daarmee de eerste dagen achter de rug. Keurig binnen de 700 woorden gebleven….. Wordt vervolgd.

GAMBIA PART 2: De Voorbereiding

Lees verder

Gambia Part 1 : De ontvangst

En we zijn vertrokken! Cor en Don hebben ons gistermorgen vanaf vliegveldje Maastricht met de vliegbus in 7 uurtjes naar Banjul geflatst. Iets luxer dan Ryanair, maar geen maaltijd of oid inbegrepen.

Gelukkig doet Marion alle voorbereidingen. En ik niks. Ze had gezorgd voor kakelverse broodjes (alleen die van de warme bakker in Beek zijn goed genoeg..), had dagen vooraf de koffers mise en place gelegd en mij een keer of 10 gevraagd om a.j.b. mijn eigen meuk erbij te leggen. Tevergeefs, ik weiger me vooraf aan enige geplande discipline te houden. En Marion kan niet zonder, dus we houden elkaar prima in evenwicht haha! 

Vorige week zaterdag stond ik live te video-whatsappen vanuit de Action in Ede met Ibrahim in de binnenlanden van Gambia. Ik moest even zeker weten of ik wel de juiste spaarlampen had. De 4G deed het daar beter dan in de Action, maar dat is ook geen wonder. Alles bij de Action is cheap and basic, maar we kunnen er wel half Afrika mee blij maken. Voor 100 euro aan kindersurprises van de Action is vergelijkbaar met 200 gestrande zeecontainers op de Waddeneilanden. De koffers kraken uit hun voegen.

In de heerlijk chaotisch ontvangshal werd ik meteen vrolijk van de onbekende exotische geuren die me tegemoet kwamen, met daarachter een hyper blije Ibrahim met zijn Hadja, dochter Marion2 en vriendinnetje Ami. Wij konden de shuttle-bus naar het hotel skippen, want hij had een auto geregeld en ging ons voor de eerste keer in 14 jaar rondtouren. Marion was er niet gerust op. Ibrahim’s lompheid, het Afrikaans verkeer en haar wagenziekte is niet per se een heel gelukkige combi. De legergroene Mercedes uit de vorige eeuw zou in geen enkele Nederlandse milieuzone worden toegelaten, maar hoorde tot het topsegment in Gambia. Buiten liep de temperatuur al snel op naar 41,5 graden, maar bij gebrek aan airco kwam binnen ook dicht in de buurt.

We krioelden van het ene naar het andere stadje in een bekend Afrikaans tafereel: straatverkopers, karren met ezels, rommel en afval in de goot, gaten in de onverharde weg zonder stoplichten en geen verkeersregels. In een zijstraatje stopten we voor een barak, waar de kleermaker van Ibrahim zijn atelier had. Onze maten moesten nog opgemeten worden voor alle bruiloftskledij. Wat volgde was een hilarische scene a la Monty Python, waarin een naaister met twee snel aan elkaar geknoopte meetlinten probeerde mijn maten op te nemen., Marion ging wat makkelijker, maar de hele wijk propte zich langzaamaan  in het winkeltje om het schouwspel met die Blanken mee te maken. 

Zoals vriendje Gerard mij al had voorspeld, zijn vijf Gambiaanse hotelsterren iets minder dan de helft waard. Maar dat werd ruimschoots gecompenseerd door de aanstekelijk enthousiaste ontvangst. Ik heb nu nog geen idee waar het allemaal over ging, maar we kregen een warme deken van Engels-koeterwaals over ons uitgestrooid, door Ibrahim daarna in het Spaans vertaald.

Na de lunch, met voor de eerste keer pizza voor Hadja, vertrokken onze vrienden en konden we op adem komen. Het rondje over het strand was een uitdaging, want elke 25 meter word je aangesproken door supervriendelijke Rasta-boys die je met veel humor overtuigden waarom hun Juice Bar de beste van het strand was. Ik kan dan niet gewoon doorlopen en maak met iedereen een praatje, maar ben benieuwd of ik dat einde van de week nog doe…

En zojuist werd ik rillend wakker in het Fred Flinstone Bed naast Marion, die gedrappeerd in alle lakens nog in coma ligt. De verdacht bewegende deken hadden we ‘s avonds al in de hoek gesmeten. Ver op de achtergrond hoor ik de zee ruisen. Bij gebrek aan Wifi moet ik uit bed en naar de receptie gaan om mijn column te plaatsen. Ben benieuwd of ik ook foto’s kan uploaden.

De eerste dag zit erop, maar het belooft een mooi avontuur te worden. Het is maar 6 en een half uur vliegen, maar het contrast is enorm. Evenals de zichtbare armoede, die ogenschijnlijk moeiteloos wordt gecompenseerd met een vrolijk positieve instelling.   We will keep you posted!

Peru – Bolivia: epiloog

Het zit erop; met een harde klap zijn we weer in de werkelijkheid geland. Een week geleden genoten we nog van Ceviche in metropool Lima, 48 uur later zaten we aan de kipfilet, wokgroenten en Kartoffel-Rostbraten in mondain Kranenburg… Na een dagje kantoor, overleg en file. Pfff.

Ik kies er altijd voor om meteen de volgende dag te gaan werken. Bam, cold turkey. Niks dagje acclimatiseren, op rust komen, thuis klungelen, nagenieten. Maandagavond 19.00 uur op Schiphol geland, dinsdagmorgen 7.00 uur in de auto naar kantoor. De reden is simpel; ik wil elke vakantiedag benutten om weg te zijn, niet om thuis te lanterfanten. Bijkomend voordeel is dat jetlag weinig kans krijgt als je zo snel mogelijk in het normale ritme probeert te komen.

Het liep als een rode draad door mijn reisverhalen, dus het zal jullie niet ontgaan zijn: we hebben intens genoten van een fantastische reis. Geen relaxte vakantie, maar het maximale aan Cultuur, Natuur en Avontuur eruit halen in 4 weken. Mission completed. Er is me afgelopen dagen vaak gevraagd wat het hoogtepunt was. Maar dat is niet te beantwoorden. Qua cultuur waren de Inca-bezoeken waanzinnig, maar ook een stad als Arequipa. Qua natuur wedijvert de Amazone-jungletocht met de zoutvlaktes. En de hele reis was doorspekt met avontuur, van zandbuggys tot death roads. Er is geen duidelijke winnaar.

Alhoewel ik supergelukkig was om mijn meiden weer te zien, zou ik het liefst morgen vertrekken voor een nieuwe reis. Reizen werkt verslavend voor ons. Al na een paar geweldige eerste dagen, zaten we te filosoferen wat het volgende reisdoel zou worden. Het wordt waarschijnlijk Japan i.c.m. de Korea’s. Als Trump tenminste vriendjes blijft met Bolle Jan van Noord-Korea en de boel niet plat bombardeert. En op de lange termijn gloort de Pan-American route van Mexico tot aan Patagonië, de Trans-Siberische Express van Moskou via Mongolië naar Peking en de allergrootste uitdaging: Afrika van Noord naar Zuid met een 4Wheel Drive. We kunnen dus nog even vooruit qua plannen.

Met deze reis naar Peru-Bolivia heb ik twee targets van mijn reisverslaving gerealiseerd: ik ben nu in alle werelddelen (Noord-Amerika, Zuid/Midden-Amerika, Azië, Afrika, Oceanië en Europa) minimaal drie afzonderlijke keren geweest en ik ben door de barrière van 50 bezochte landen heen. Het nieuwe doel is alle letters van het Nederlandse alfabet bezoeken. Daarin ontbreekt nu nog een W(itte) JURK. Dus ik moet nog naar bv. Wit-Rusland, Japan, Uruguay, Roemenië en Kroatië. Mag ook Korea zijn, maar dan moeten Noord en Zuid wel eerst worden samengevoegd, anders telt het niet. Ik baal wel van Uruguay, want er is maar één land met een U. Vandaar dus ook die Pan-American trip.

En nu zit ik in Torremolinos om de 50e verjaardag van neef Bart te vieren. Samen met mijn zussen Maaike en Pietje, Ria en José en een hele rits Andalusische vrienden. En gisteren was het ook el Noche de San Juan, de langste dag van het jaar en altijd een groot nachtfeest overal in Spanje. Jullie kennen mijn motto: liever te dik in de kist dan een goed feestje gemist. Na vier weken dag en nacht doorgebracht te hebben met haar witte tapir wilde Marion ook wel een weekendje alleen doorbrengen. Groot gelijk, ik ken het gevoel. Even adempauze und Lebensraum. In het reizen zijn we volledig gelijkgestemd, daarbuiten gelukkig genoeg verschillend.

En als ik maandag thuis kom, zijn vast die 4000 fotos uitgezocht. Toch, schat? Dank voor een topreis!





Peru – Bolivia hoofdstuk 7: Manu National Park

Vorige week zondag stapten we om 5 uur ‘s ochtends in een minibus voor onze laatste grote uitdaging van deze reis; een bezoek aan Manu, midden in de Amazone. Soms is het goed dat je niet van te voren alles beseft of weet.

Onze groep bestond, naast twee onnozele Nederlanders, uit twee Belgen, zes Duitsers en een Spaanse jongedame uit Gran Canaria. We werden begeleid door gidsen Jordi en Alex, chauffeur Sandro, kok Cesar en hulpkok Paul. We mochten alleen een kleine plunjetas en onze dagrugzak meenemen, want de imperial van het busje lag volgestouwd met eten en drinken voor 5 dagen. Cusco uitrijdend was het gedaan met de beschaafde wereld. Zes uur lang hobbelen en schommelen bracht ons bij de ingang van NP Manu, ongeveer de helft van Nederland. Op het welkomstbord stond keurig aangegeven hoeveel wildlife er in Manu aanwezig was, zo’n 90% van alle voorkomende dieren in de Amazone.

Na een paar korte stops en vogelspot-momentjes waar we de slappe lach van kregen, kwamen we aan bij de Rainforst Lodge voor de eerste nacht. Er was alleen stroom op zonne-energie in de keuken. Onze hut was voor de zekerheid op palen gezet, want het wemelde van de spinnen, slangen en ander kruipende kwezels. Na een fantastische maaltijd en een stiekem meegenomen biertje zagen we tijdens de avond-bushwalk de eerste vogelspinnen (als pantoffels zo groot), kikkers in alle kleuren en maten, nachtapen en giga-slakken. Ondanks de oorverdovende herrie van het oerwoud vielen we om 20.30 uur als een blok in slaap. Ons jungle-avontuur was begonnen..



Na een vroege start met heerlijk ontbijt kwamen we twee uur later aan bij het havenplaatsje Atalaya. Een bord waarschuwde dat we naakte indianenstammen konden tegen komen en dat het niet de bedoeling was om kontakt te zoeken, ze eten, kleren of gereedschap te geven of foto’s te maken. Een paar jaar geleden had een toerist een pijl in zijn arm gekregen, omdat zijn camera werd gezien als een wapen. We waren gewaarschuwd en ik dook alvast wat dieper weg in de boot om niet al teveel op te vallen… We begonnen aan de boottocht stroomafwaarts, laverend tussen knoepers van stenen, boomstammen en stroomversnellingen. De rivier Madre de Dios is één van de hoofdrivieren van de Amazone en wij zaten op het eerst bevaardbare gedeelte vanuit de bergen. Het was adembenemend mooi vanuit de boot.



De tussenstop bij de thermale warmwaterbron betekende achteraf de enige keer warm water in 5 dagen en ook de enige keer de zwembroek aan deze reis. Laat in de middag kwamen we bij de volgende Eco-lodge aan, een half uur lopen vanaf de waterkant door de jungle. De ponchos en laarzen werden uitgedeeld, want het regenwoud deed zijn naam eer aan. Tijd om op adem te komen was er niet, want met een plastic bakje avondeten en een ontbijtzakje in de rugzak trokken we meteen de jungle in. Vlak voor de duister inviel, stonden we onder een camouflagehuis op palen, ons hotel voor die nacht… Op de bovenverdieping werden flinterdunne schuimrubber matrasjes uitgedeeld, die Marion samen met mij mocht delen. Het muskietennet eroverheen en onze royal suite was klaar. Het bakje kwam tevoorschijn, het diner kon beginnen…



Er werden waakdiensten ingesteld: iedereen moest één uur wakker blijven om elke tien minuten te schijnen op de kleilik-vijver onder ons. Die wordt door bijna alle dieren gebruikt om ‘s nachts hun mineralen aan te vullen door ‘rijke’ klei op te likken of eten. Marion was als eerste aan de beurt en al om 18.10 uur was het bingo. Er bewoog iets groots en zwarts. We tikten iedereen wakker en zagen de zeldzame tapir rustig in de klei wandelen. WTF! Marion was in de zevende hemel en keek triomfantelijk opzij naar haar andere tapir. Nadat mijn dienst er opzat, moesten we in de bush naar het ‘toilet.’ Er bewoog van alles, dus binnen 2 minuten waren we weer boven om daarna een vuistgrote vlinder uit ons muskietennet te jagen. Kapot vielen we in slaap. Er gebeurde niets meer die nacht. Tenminste, voor zover wij weten..


De volgende ochtend om 05.30 uur trok ik met gebroken rug mijn nog kletsnatte kleren aan voor de volgende étappe. In een paar uur tijd zagen we een dierentuin vol aan dieren, vooral vogels en apen. Maar het meest trotse beest liep naast mij, ‘my little Tapirgirl’. We ploegden door de modder, klommen op uitkijktorens, doorwaadden snelstromende beken en keerden pas tijdens de lunch terug in de lodge. We waren compleet gesloopt, maar na de lunch en een uurtje pauze mochten de laarzen weer aan voor de matinée-ronde. Sommige reisgenoten bleven hysterisch enthousiast bij het zien van elke gekleurde mus, maar behalve de kaaiman kon het me eigenlijk niet meer schelen. Toen we om 20.00 uur terug waren, hadden we die dag 10 uur door de modder gebuffeld. Stinkend als twee muffe otters doken we ons kribje in. Dag 3 zat erop.



Met hernieuwd élan gingen we op dag 4 vrolijk verder, langzaamaan terugvarend naar Atalaya. Van alle beesten was de capibara eigenlijk wel de lelijkste. Het is een soort van obese cavia van 40 kilo, die snel kan zwemmen. Het weer was onverwachts zonnig en de muggen bleken niet bestand tegen mijn lichaamsgeur. Normaliter word ik lek geprikt, maar door de mélange van aangekoekt vuil in combinatie met een huidverbrandende 50% sterke versie van Deet werd ik door het prikgilde overgeslagen.


De laatste dag was weer bedoeld om in een uurtje of 8 in de bewoonde wereld terecht te komen. Wagenzieke Marion stapte nog maar één keer uit, om een luiaard te bewonderen. De helse rit ging langs diepe ravijnen en deed weer denken aan de serie De Gevaarlijkste Wegen. In de namiddag kwamen we bij ons hotel in Cusco aan, totaal gebroken maar ook beseffend wat een unieke trip we hadden gemaakt. We douchten eindeloos, totdat het water van zwart via lichtgrijs langzaamaan kleurloos werd.

Vrijdag hebben we Marion’s verjaardag gebruikt om slenterend door het feestvierende Cusco bij te komen van dit adventure. En nu zijn we in Lima, in de luxe wijk Miraflores waar Joran van der Sloot zijn tweede slachtoffer maakte. Alles is hier van steen en glas met daartussen teleurgestelde Peruanen na het onterechte verlies tegen Denemarken. En zo kunnen we weer wennen aan de geciviliseerde wereld, een scherp contrast met de pure wildernis van Manu.

De vier weken zitten erop, morgenavond vliegen we terug. Marion heeft meer dan 4000 foto’s te selecteren en ik ga de epiloog als afsluiting van mijn verhalen over Peru en Bolivia voorbereiden. Peru y Bolivia: muchas gracias!!! ¡Era fantástico!




Peru – Bolivia hoofdstuk 6: de Inca’s.

De afgelopen dagen hebben wij ons ondergedompeld in de Inca-cultuur. De Inca’s hebben eigenlijk maar 150 jaar in een groot gedeelte van Zuid-Amerika geheerst, maar hun prestaties en technieken zijn zeker voor die tijd ongevenaard. Het was één van onze hoofddoelen van deze reis.

Het begon woensdag, na vertrek uit hun oude hoofdstad Cusco, met een bezoek aan de ruïnes van Pisac. De meeste bouwwerken van de Inca’s liggen bijna allemaal hoog in de bergen op haast onneembare plekken. Best logisch, want echt populair waren ze niet, die jongens. Door een strenge militaire discipline en het onderwerpen van andere volken was het slimmer om van bovenaf te kijken wie in de tegenaanval ging.

Waar ze vooral goed in waren, was van elke rivaliserende cultuur de slimste techniek en wetenschap jatten en zich eigen maken. Zo werden ze zelf meesters in waterkunde en irrigatie (Paracas), bouwwerken en astrologie(Nazca) en landbouw (Huari).Daarnaast waren ze goed voorbereid op natuurrampen (aardbevingen) en hongertijden. Totdat de Spanjaarden rond 1500 kwamen en de pest, cholera en de gele koorts meebrachten. Toen was het snel gedaan met de laatste Inca’s. Het was de genadeklap voor een groot volk, dat zelfs al hersenoperaties uitvoerden. Er staat helaas niets op schrift en dat maakt het nog steeds een groot mysterie.

In Pisac was goed te zien hoe de Inca’s slimme bouwtechnieken toepasten. Ze verstevigden de bergen met de typische terrasen, om daarop hun huizen en tempels te bouwen. En opslagschuren voor hun voedsel, vooral groentes. Dat was hun werkelijke rijkdom, het goud en zilver was alleen leuke decoratie en had geen handelswaarde. De Inca’s verbeterden honderden gewassen op een manier waar de Wageningen Universiteit nu nog groot tespect voor toont.


Na Pisac en een korte tussenstop voor een heerlijke lunch, kwamen we aan in Ollantaytambo, waar we twee dagen verbleven in een simpel maar prettig hostal. Ook dit oude dorp liet de bouwkunsten prachtig zien, maar ook slimme irrigatietechnieken en vers water voor elke woning. Het was ondertussen wel duidelijk dat de Inca’s geen ‘Legdays’ in de sportschool hielden, want mijn al forse ballonkuiten klapten bijna uit elkaar van de honderden traptredes omhoog en omlaag…


Vrijdag hebben we een prachtige toer gemaakt met een privé-chauffeur vanuit Ollantaytambo naar het Inca-foodlaboratorium in Moray en de zoutwinning van Maras. Vooral Moray was onvoorstelbaar. In drie grote ‘amfitheaters’ werden groentes gemodificeerd om op grote hoogte te kunnen overleven. Elk terrastrede had zijn eigen micro-klimaat en elk jaar schoof alles een verdieping omhoog. Na 10 -15 jaar waren planten die normaal op zee-niveau worden geteelt klaar om te worden verspreid over het Inca-rijk, hoog in de bergen. Ook de zoutwinning van Maras, uit een onverklaarbare zoute bron die uit de bergen druppelt, was fascinerend en vroeger superhandig om lamavlees te conserveren.



Om de dagtrip af te ronden aten we op het grappige pleintje van Ollantaytambo eindelijk dan cuy; cavia. Het was niet te naggelen en leek eerder op muffe rat dan een heerlijke delicatesse. Met voorsprong het ranzigste van deze reis. Daarna vertrokken we met een soort van Efteling-treintje naar Aguas Calientes, de toeristische toegangspoort naar Machu Picchu. Het ritje werd van 1,5 uur duurde uiteindelijk 4 uur, omdat er ‘s morgens een trein was ontspoord. Wij bleven gelukkig wel op de rails en kwamen heelhuids aan.



En gister hebben we dan Machu Picchu bezocht. Na al het ‘Inca-geweld’ van de dagen ervoor, waren we bang dat het tegen zou vallen. Maar we zijn van onze sokken geblazen! Wat een ongelooflijk bouwkundig fenomeen! Alle superlatieven schieten tekort om dit wereldwonder te beschrijven. We deden twee keer de hele ronde, soms in de mist, dan weer in de felle zon. De foto’s doen geen recht aan de grootsheid van dit pas in 1911 ontdekte bouwwerk. Je voelt je als moderne mens bijna minderwaardig aan dit machtige volk.


Straks, om 5 uur ‘s nachts, worden we opgehaald voor het laatste blok van deze waanzinnige reis. We gaan 5 dagen het Manu-National Park in, midden in de Amazone. Met kano’s, zonder stroom. Met muggen, zonder douche.. Van de buitenwereld afgesloten, zoals vroeger zovele Indianenstammen.

Dus ik sla woensdag over, want ik kan toch nergens uploaden. Kan Manu NP het overweldigende Machu Picchu nog overtreffen? Je hoort het volgende week zondag!

Peru-Bolivia hoofdstuk 5: brokkenpiloten en koeienneuzen

Gisteren hebben wij Bolivia vaarwel gezegd en ik denk voorgoed. Dat klinkt wellicht zuur, maar het is anders bedoeld. Van sommige landen weet je gewoon dat de kans klein is dat je er nog een keer terugkomt. En dat zal voor Bolivia ook gelden: we hebben de belangrijkste dingen gezien, een prachtige tocht gemaakt over de zoutvlaktes van Uyuni en genoten van La Paz en Sucre. Tick the box. En doorrrrrrrr..

Zondag hebben we de ochtend relaxed doorgebracht in Uyuni, maar dit kleurloze provinciestadje leeft alleen voor het toerisme en het zout. Rond de middag stapten we in de lokale bus voor een lange reis naar Potosí, door diepe dalen en hoge bergen tot over de 4500 meter. Gelukkig was deze chauffeur geen Niki Lauda en kwam Marion 4 uur later ongeschonden uit de bus in Potosí. Deze plaats is de zilverhoofdstad van de wereld geweest en helemaal leeggeroofd door de Spanjaarden, terwijl de locals als slaven in de mijnen moesten afzien. We hadden al besloten er niet te overnachten en vanuit de bus gezien was dat de juiste beslissing.

Het tweede ritje van de dag duurde ook bijna 4 uur, maar deze brokkenpiloot had suïcidale neigingen, die vanuit mijn zitpositie goed te volgen waren. Ik heb nog nooit iemand zoveel volstrekt kansloze en levensgevaarlijke inhaalmanoevres zien uithalen op een bergweg zonder overzicht. Hij gokte er gewoon op. Regelmatig moest hij vol in de ankers om niet frontaal op een tegenliggende vrachtwagen te knallen. Ik snap nu waarom er in Boliviaanse bussen een afgesloten deur zit tussen chauffeur en passagiers. Elk gezond denkend mens zou zo’n ‘Jos Verstappen’ op een recht stukkie met een panfluit knock out slaan. Maar goed, we hebben het gered en Marion heeft de MK-kotszakjes niet gebruikt. Een diepe buiging..

Na de late aankomst in Sucre was het een snelle hap en naar bed in een prachtige koloniale Hacienda. We hadden alleen de volgende dag om dit mooie witte plaatsje te bezichtigen en dus waren we weer vroeg op pad. Helaas waren de belangrijkste must-sees op maandag dicht of werden ze gerenoveerd. Het bezoek aan het Museo del Tesoro leerde ons veel over de goud- en zilverwinning en we zagen prachtige sieraden. Toch zullen we alleen het rare paardenhinnikje van de gids, aan het eind van elke zin, herinneren als we voortaan aan het Museo denken. We kregen er de slappe lach van.. De Mercado Central was daarna een heerlijk drukke belevenis, met rare producten als koeienneuzen.



‘s Avonds zaten we alweer op het lokale vliegveldje voor de korte vlucht naar la Paz. Het was, ondanks de spaarzame vluchten, een hilarische chaos. Er kwamen drie vliegtuigen aan, waarvan de passagiers over het asfalt naar de hal moesten lopen. Tegelijkertijd mochten de vertrekkende passagiers via één gate naar buiten en gokken welke vliegtuig ze moesten nemen. De controle was zo slecht dat je bijna alles mee aan boord kreeg. Bovenaan de vliegtuigtrap stond wel een verveelde luchtkelner op pumps, maar je mocht zonder boarding card gewoon doorlopen. Het vliegtuigje was voor 48 man en ik moest bukkend naar onze plaatsen achterin. Een uurtje later waren we al in La Paz.

Ook dit was een noodgedwongen bliksembezoek, omdat er alleen vanaf La Paz rechtstreeks naar Cusco in Peru gevlogen kan worden. Het was onrustig in de hoofdstad van Bolivia i.v.m. stijgende benzineprijzen en studentenonrusten. De volgende ochtend maakten we dat we wegkwamen, omdat er wegblokkades waren voorspeld. De hele uitgaande weg stond vol met oproerpolitie, klaar om in te grijpen. En dus was het rondje Bolivia klaar. Het is een fascinerend land, maar r(a)uw, vuil en veelal armoedig. Voor de inwoners continu a struggle for life. En misschien waren deze dagen door ons iets te vol gepland. Lesje geleerd..


Cusco, onze volgende bestemming in Peru, is een aangename opvolger. Het is het hart van de Inca-cultuur en uitvalsbasis voor Machu Picchu, de Amazone-natuurparken en ook bv. voor Vinicunca, de Regenboogberg. Natuurlijk is het toerisme de belangrijkste bron van inkomsten en dus is alles daar (te) veel op gefocusd. Maar het is erg prettig vertoeven en we hebben heerlijk genoten van een vrije en warme dag. Ik heb zojuist 2 kilo zeer vuile kleren afgegeven bij een lokale wasserette en die brengen het over 2 dagen keurig naar het hotel. Voor 16 Sol, een euro of 4…..


Vandaag gaan we voor een tour van drie dagen naar de Heilige Vallei, Aguas Calientes en natuurlijk Machu Picchu. Allemaal Unesco Wereld-erfgoed. Zondag horen jullie of dat terecht is haha!

Peru-Bolivia hoofdstuk 4: de zout-en hoogvlaktes van Bolivia

Na het luxe verblijf in het zouthotel Sal de Luna (met dank aan Jacqueline voor de tip) waren we helemaal gereed voor de drie-daagse jeeptocht over de zoutvlakte van Uyuni en de hoogvlaktes van de Andes. We waren gewaarschuwd dat het wat meer basic zou worden…

We werden opgepikt door een Toyota Landcruiser uit ‘88 die zijn beste tijd wel had gehad. Chauffeur Iwan bond onze reistassen op het dak, naast de extra jerrycans met benzine en water. Ons groepje van zes bestond uit twee jonge Koreanen en twee oudere dames uit la Paz. Ik probeerde drie keer te achterhalen wat de namen waren van Zuid-Korea, maar verder dan een diepe buiging en wat hese keelklanken kwamen ze niet. Voor het gemak noemden we ze Gebakken Hond 1 en 2. De dames heetten Doris en Myriam en bleken nichtjes van elkaar te zijn. We doopten ze om tot de Andes-zusjes. Dat klinkt een tikkie denigrerend, maar het is onze methode om over mensen wat te zeggen zonder hun naam te gebruiken en ze niet verbaasd om uitleg te zien vragen.

De eerste stop was bij het treinkerkhof, leuk voor de foto maar niet meer dan dat. Op een verlaten rangeerterrein stonden een stuk of 40 overbodige treinstellen uit eind 1800 weg te roesten. Het leek een scene uit een Western. Daarna sjeesden we meteen de zoutvlaktes op, terwijl ik stevig ingeklemd zat op de middelste rij tussen Marion en Gebakken Hond 2. Helemaal achterin keuvelden de Andes-zusjes vrolijk weg. Zuid-Korea bleef doofstom behalve als ik de Spaanse uitleg van Iwan mocht vertalen naar het Engels en dan een keurig ‘Ahhhh’ als respons kreeg.

Zijn Landcruiser was dan wel gammel, maar Iwan kende bijna elke zoutkorrel op de vlakte. Het was een bizarre ervaring om op zo’n inmens zouttapijt rond te toeren en rare perspectief-foto’s te maken. De lunch werd genuttigd in de bijna vergane eetzaal van het oudste zouthotel, waar in 2016 een etappe van Parijs-Dakar eindigde. Daarna scheurden we verder, op zoek naar een mooie plek voor een zonsondergang op de vlakte. Het is raar, maar tegen het schemer leek het meer een ijsvlakte in Alaska dan zout. Een paar uur later kwamen we aan in het Hostal. We kregen een simpele schotel van kip en een slaaphok zonder verwarming, met gezamenlijk sanitair op de gang naast de eetzaal… Het vroor buiten tegen de 10 graden Celsius. Hoe we ons ook wentelden in de slaapzak met 5 dekens erbovenop, het duurde uren voordat we insliepen. Dag 1 zat erop

Na het vroege ontbijt bracht Iwan ons na een helse hobbelrit naar de eerste lagoon. En ja hoor, daar waren ze: Flamingo’s! Deze maffe vogels staan met hun poten in het ijswater fel gekleurde algen op te lebberen. De hele godsganselijke dag met je poten door het ijs wandelen voor een beetje vegetarische meuk. Wat een triest leven. Maar god wat was het adembenemend mooi om te zien, met op de achtergrond de besneeuwde Andes-toppen. Ook bij lagoon 2, 3 en 4 kwamen we ogen tekort. Gebroken door de autorit en verkleumd door de kou kwamen we vlak voor het donker in the middle of nowhere aan bij een primitief guesthouse. We kregen een slaapzaaltje voor 6 man toegewezen en snel werd er een simpele schotel geserveerd. Van kip…

De halve nacht heb ik rillend wakker gelegen. Gebakken Hond 1 lag naast mij en bleek een blaffende zeehond te zijn. Gelukkig ging om 04.30 uur de wekker. Ook deze dag was douchen niet mogelijk, er waren maar twee toiletten en 1 wastafel voor in totaal 24 gasten. Tijdens het ontbijt haalde Gebakken Hond 1 een bevroren banaan uit zijn rugzak, dezelfde takkenzak waar ik ‘s nachts op weg naar de plee over was gestruikeld. De vrolijke gastheer vertelde trots dat het -18c was geweest. Viel me nog mee..

In het pikkedonker stonden we na een uurtje hobbelen al om 06.30 uur bij een nieuw fascinerend natuurverschijnsel: geisers. Met een latrinegeur van zwavel liepen we tussen de dampende, stomende, borrelende en stinkende bronnen. We zaten meteen op het hoogste punt van deze trip, 4950 meter. De omgeving hield het midden tussen maan- en vulkaanlandschap. We reden door rivierbeddingen, stuiterden over gletserkeien en driftten over woestijnzand. En ineens stonden we aan de Chileense grens. Terwijl ik zorgde dat Onze Koreaanse vrienden met een andere Jeep richting Chili vertrokken, tikte Marion even snel de grond aan in Chili. Heeft ze één land ingelopen. Tsssss..

De rest van de middag was bedoeld om weer bij Uyuni uit te komen, aan de rand van zoutvlakte. Van de 800 km in drie dagen waren alleen de laatste 35 km min of meer asfalt. Alle kleding en tassen zitten onder het stof en rode zand. We hebben zojuist voor het eerst in 3 dagen gedoucht. Het afvoerputje raakte bijna verstopt van alle rotzooi.

Week 2 zit erop. We zijn precies halverwege, maar hebben het gevoel al een maand weg te zijn. Tot woensdag!